Vorig jaar stond ik na vier dagen les te hebben gehad, met bevende skietjes bovenaan een piste die bijna geen kleur verdiende. Waarschijnlijk was het gewoon mijn lievelingskleur, groen. Huilen. Mijn echtgenoot begeleidde me stapvoets naar beneden, onder de belofte van mokken vol hete glühwein in de stube onderaan de piste. Ik zag alleen een verschrikkelijke afgrond, wist me niks meer te herinneren over techniek en was totaal geblokkeerd. Dit nooit meer.

Hij haalde me dit jaar weer over om het nog één keer te proberen, want: ‘iedereen moet er doorheen en dan wordt het vanzelf leuk’. Ik geloofde hem maar half, ik dacht dat het alleen voor andere mensen gold. Maar omdat ik wel heel goed bleek te zijn in de dingen die om het skiën heen hingen, zouden we gaan. Ik heb ondertussen alweer drie dagen les. Morgen de laatste. Iedere dag ging het steeds een beetje beter.

Maar! Vandaag -bovenop een berg, in de stromende regen, storm, nat tot op het bot- kwam ik tot diepe inzichten, mensen!

1. Valangst

Vanochtend in de gondel de berg op: Links: zelfverzekerde arrogantie, rechts: pure angst.

Vanochtend voor de les begon, skiede ik met lichte tegenzin met mijn fanatieke zoon en man een piste af waar ik een jaar lang nachtmerries van heb gehad. Het was een vriendelijk glimlachende blauwe piste. Maar ik was zo bang om te vallen. Mijn man riep me steeds toe: ‘Je moet juist gewoon een keer vallen! Dan is het daarna niet eng meer!’ Ik nam na een tijdje een te klungelige bocht en viel heel zachtjes in de sneeuw. De kop was er af. Van het vallen dan. Nadat ik me omhoog gezwoegd had onder applaus van mijn manvolk, was het opeens minder eng! Toen bedacht ik me opeens: al die guru’s hebben gelijk: je mag best wel af en toe op je bek gaan. Dat gebeurt gewoon als je lastige dingen doet. Niet erg. Faalangst (valangst) ammehoela.

2. Ik zie het einde niet, en helaas ook weer wel!

Grote pistes waar je zo heel diep naar beneden kijkt, en ook nog lang geen skilift (oftewel het einde van de hel / de poort naar de hemel) ziet, is ook verschrikkelijk. Zo kon ik dat ook met werk hebben. Een bizarre hoeveelheid opdrachten dat je echt naar de keel greep, waardoor ik dan bijna lamgeslagen in de stress kon raken. Ik besloot de piste vandaag na een paar keer diep ademhalen, heel rustig en zorgvuldig mogelijk, bochtje na bochtje te nemen. Ieder bochtje was een overwinning. En opeens was ik onderaan. Helemaal heel en blij. En wilde ik nog wel een keer! Zo hak ik opdrachten voor mijzelf eigenlijk ook in hapklare brokjes, zodat ik steeds dichter bij het einddoel kom 🙂

3. Ik kan dat gewoon

Vorig jaar hing ik tijdens de lessen bescheiden achteraan te klungelen. ('Ga jij maar voor hoor!') Ik kwam niet mee, praatte mee met mede-bangerikken en had er geen vertrouwen in. Dit jaar besloot ik fanatieker mee te doen, meer vooraan te skiën en nu hoor ik opeens bij ‘de harde kern’ van het lesgroepje. Die zelfs in de stromende regen nog door-skiet. En nog hard en best soepel ook. (Ik schep op, ja) Daar ben ik heel trots op. Ik bedacht me net onder de douche dat het dus echt door je houding komt. Als je al denkt dat je niet goed bent dan gedraag je je daar ook naar en kom je niet mee.

Conclusie: Ik kan een beetje skiën. Nu kan ik alles.